Een mooie vrouw in Zwolle
De schrijver zei dat hij heel ver weg woonde, aan het einde van de wereld. Hij kon dan ook niet geloven dat ik daadwerkelijk de trein vanuit Amsterdam naar Zwolle zou nemen om hem te interviewen. Op het station wachtte hij me op. Ik vroeg hoe hij het vond om in Zwolle te wonen. “Verschrikkelijk!”, riep de schrijver uit. “Er zijn hier geen mooie vrouwen, alleen calvinisten.” We liepen richting centrum. Ik keek om me heen en zag veel stevige vrouwen met kort haar en witte driekwartleggings, ze hielden de pas er goed in. “Ze ogen wel kordaat”, zei ik. Hij vroeg of ik bij hem achterop de fiets wilde. Ik sprong achterop. “Hier praten ze nu een week over. Dan vragen ze: wie was die blonde vrouw bij jou achterop de fiets?” Hij zuchtte. We stopten bij Waanders Boekverkopers, een boekhandel in een oude kerk. “Dit is een van de twee mooie plekken in Zwolle, de andere mooie plek is de tuin van een vriend van mij”, zei de schrijver. “Kijk hoe mooi”, wees hij naar de ornamenten in de kerk die allemaal nog in tact waren gebleven. “Alleen jammer dat deze boekhandel in Zwolle is”, vervolgde hij droevig. “Wees blij, anders had je hier helemaal niets te zoeken”, probeerde ik. Op het terras van Waanders praatten we over literatuur, totdat de schrijver werd afgeleid. “Kijk, kijk, achter je”, siste hij. Ik keek achterom. Daar zat een mooie vrouw volgens de schrijver: “Het komt door haar wenkbrauwen, die passen niet bij haar gezicht”. Ik wist niet precies wat hij bedoelde, maar nam het voor kennisgeving aan. “Als jij zo klaar bent, gaat zij mij interviewen”, zei hij lachend. Het interview was ineens heel snel afgelopen.