Het Parool, PS Donderdag, 2 juni 2016
FICTIE ***

Lillend vlees achter losse badjassen
Dieuwertje Mertens
Er bestaan zeven soorten honger: honger die wordt opgewekt via het oog, de neus, het oor, de mond, het hoofd, de maag en tot slot, maar niet op de laatste plaats: de honger van het hart. In het William Banting Instituut doen Nadine en haar man Derek er alles aan om de obese mannelijke clientèle uit de top van het bedrijfsleven aan zo min mogelijk hongerprikkels bloot te stellen. Het instituut is hun trots, hun levenswerk, het kind dat ze nooit kregen. Maar Renate Dorrestein zou haar reputatie niet waarmaken als ze haar personages geen portie ellende zou opdienen.
In Zeven soorten honger wordt die belofte gretig ingelost. De alarmbellen van de lezer gaan direct rinkelen als hij wordt voorgesteld aan Nadine, de onberispelijke voorvrouw van het William Banting, die zichzelf omschrijft als ‘verzorgd, charmant, vrouwelijk’ . Ze staat op het punt om samen met haar man Derek geïnterviewd te worden door een jonge journaliste die wil weten wat het geheim is achter het succes van hun ‘afvalkliniek’ in de duinen, een begrip dat ze zelf natuurlijk nooit in de mond zullen nemen, want daar zijn ze te discreet voor. In plaats van ‘afvallen’ hebben ze het over een ‘verandering van levensstijl’. ‘Patiënten’ noemen ze ‘gasten’.
Cachet
Dorrestein beschrijft het interieur van de villa die wordt gedecoreerd door lillend vlees achter openhangende badjassen en hongerige magen aan een tafel achter fraai opgediende caloriearme maaltijden. Het moet een genoegen zijn geweest om te schrijven over het verrukkelijke contrast tussen de onbeheerste, vraatzuchtige varkens die in het instituut verblijven en de slanke, beheerste en correcte Nadine.
Zo’n hoofdpersonage schreeuwt erom tot wankelen te worden gebracht. Het ligt er bijna te dik bovenop. Dorrestein schrijft: ‘Cachet, stijl en distinctie zijn kernwaarden van het William Banting, en dat moet je uiteraard tot in alle details en op alle niveaus waarmaken. Daarin kun je niet ver genoeg gaan.’
Het verhaal wordt verteld in de derde persoon, vanuit het perspectief van Nadine. Regelmatig kruipt de schrijver in haar hoofd, zo ook als ze Derek afzet op Schiphol: ‘Na al die jaren is zijn zorgzaamheid voor haar nog altijd een weldaad. Des te erger is het dat zij een geheim voor hem heeft, ondraaglijk bijna.’ Dergelijke zinnetjes zijn ergerlijk uitleggerig, zeker omdat het naderende onheil haast als een cartooneske zwartomlijnde onweerswolk boven de zinnen hangt.
Dikkemannenbolwerk
Binnen het tijdsbestek van een week krijgt Nadine heel wat voor haar kiezen en dan staat ze er ook nog alleen voor, omdat Derek zo nodig naar dat stomme congres in Reykjavik moest. Ze is gedagvaard omdat ze is aangehouden met een te hoog alcoholpromillage in haar bloed (ze drinkt zelden), ze rijdt een zwerver aan en kan in de haast niets anders bedenken dan hem maar mee te nemen naar haar chique instituut én de heer Voetemans, potentieel cliënt, staat erop zijn vijftienjarige dochter mee te nemen tijdens zijn verblijf in het dikkemannenbolwerk. Hij kan niet geweerd worden, want het aantal aanmeldingen loopt sterk terug. En ook haar relatie met Derek begint wat scheurtjes te vertonen. Kortom: Nadine verliest de controle, helemaal volgens het boekje.
Het verhaal is volgens de ijzeren wetten van een roman gecomponeerd. Maar waar Dorrestein in uitblinkt, is het plot dat meer gelaagd is dan de aanloop ernaartoe doet vermoeden. Honger draait om gemis, om een leegte die – let op! – niet per se opgevuld hoeft te worden. Het is allemaal een kwestie van discipline en zelfbehoud. Misschien is dat wel het grootste geheim.