Recensie David Nolens – De waan van Cotard

Het Parool, PS Donderdag 24 november 2016
*****
Los van lichaam en identiteit
Dieuwertje Mertens
In zijn vijfde roman, De waan van Cotard, doet David Nolens (1973) een psychologische studie naar vier mensen die allemaal op hun eigen manier beschadigd zijn. Het personage Jean, dat in een hevige psychose verkeert, is hierbij leidend.
Aanleiding voor de psychose is de Facebookpost van Anna van een foto van Jean en de rotte appel in de lucht die elk moment op zijn hoofd kan vallen. De 37-jarige Jean gaat terug naar zijn vijftiende levensjaar, als hij tijdens een wiskundetentamen besluit nooit meer terug te keren naar zijn ouderlijk huis. Vanaf dat moment beschouwt hij zichzelf als overleden.
Hij lijdt aan het syndroom van Cotard, waarbij de patiënt in de waan verkeert dat hij dood is. Hij voelt zich losgekoppeld van lichaam en identiteit.
Vriend en hulpverlener Jack, die ‘zich altijd ten dienste van anderen stelt’, is ervan overtuigd dat Jean zijn psychose moet uitzitten om weer tot leven te komen. De dood oefent een vreemde aantrekkingskracht op hem uit. Zo biedt hij ook onderdak aan de dakloze, drugsverslaafde en aantrekkelijke transgender Nassima, die haar eigen sterven theatraal tentoonstelt als uiting van de ultieme schoonheid. Anna ziet in Jeans toestand de gelegenheid om eindelijk over te gaan tot conceptie; tegenover de dood wil ze nieuw leven plaatsen.
Zo, tot dusverre de verhaallijnen die in de complexe vertelling bij elkaar komen. De lezer volgt beurtelings de verschillende personages, bij wie de dood zich in toenemende mate opdringt. Enerzijds door Nassima, die aan levercirrose lijdt en langzaam, verdoofd door de methadon, op haar dood afkoerst, en anderzijds door Jean, die steeds dieper in zijn psychose wegzakt, totdat hij alle gevoel voor tijd en ruimte kwijt is (hij is zowel in het verleden als in de toekomst).
Nolens zet alle mogelijke literaire middelen in, van onverwachte perspectiefwisselingen tot een bijzondere vertelstijl: ‘Die rol waaraan hij (Jean, DM) zich had vastgehaakt, de wat knullige bibliothecaris, deed soms op een onbewaakt moment een beetje pijn, (…), maar dan dronk ik enkele glazen rode wijn en dan werd het (nietsende alles) weer een fluweelzacht gedicht.’
Het taalgebruik houdt het midden tussen poëtische en metaforische frases en het reflectieve hulpverlenersjargon. Grote waarheden en inzichten worden afgewisseld met schijn, perceptie en de werkelijkheid
Nolens heeft zijn beklemmende en zwaarmoedige roman zeer intelligent en gewiekst gecomponeerd. Voor zowel de personages als de lezer lijkt een ontsnapping onmogelijk. Het resultaat is verbluffend.