‘Er wordt bijna nooit serieus over religie geschreven’

Het Parool, zaterdag 16 september 2017
Recensie Maarten van der Graaff – Wormen en Engelen
Dieuwertje Mertens
‘Een jeugd op het platteland, in de gereformeerde kerk, gevolgd door de trek naar de stad. (…) Het is een bekend Nederlands recept: verwijdering van ouders en familie, heimwee vermengd met triomf, ontluikend kunstenaarschap (onbegrepen in de oude kring). Dan dient een nieuwe familie van interessante vrienden en geliefden zich aan, seksuele emancipatie en opwaartse mobiliteit volgen, gesymboliseerd door muziek, feesten, romans, exposities, films. De ontwikkeling richting een groter individualisme is voltooid.’
Dichter Maarten van der Graaff (1987) ziet welke clichés er op de loer liggen in Wormen en engelen, waarin verteller Bram Korteweg een dergelijk pad bewandelt. Toch is zijn debuutroman maatschappelijk relevant en volstrekt origineel. Een prestatie, des te meer omdat er ook wel wat af te dingen valt op deze coming of age van de navelstaarderige student die reflecteert op zijn relatie met het christendom.
Bram is net als de auteur opgegroeid in een kleine gemeenschap op Goeree-Overflakkee. Hij gaat kunstgeschiedenis studeren in Utrecht, waar zijn oude ‘ik’ in botsing komt met zijn nieuwe identiteit. Zijn vriend Felix en geliefde Lena nemen hem mee in het uitgaansleven en laten hem een andere wereld zien.
Bij de oecumenische theologische werkgroep Uterque vindt Bram de vrijheid om over religie te spreken, zonder dat hij geridiculiseerd wordt. Een religieuze opvoeding is geen ‘aangeleerd kunstje’ dat je zomaar van je afschudt.
De compositorisch rommelig opgezette roman bestaat uit losse anekdotes over Brams jeugd, Uterque, een liefdesrelatie omgeven door veel studentikoos geneuzel, mailcorrespondenties met christelijke vrienden. Van der Graaff lijkt aanvankelijk nog zoekende naar een fijne schrijfstijl: hij combineert steekwoorden met breedsprakigheid en heeft weleens moeite met het vinden van treffende formuleringen, wat zich soms uit in ongelukkige frases als ‘het onlogische van seks’. Een paar hoofdstukken later is hij echter stilistisch op dreef en neemt hij de lezer mee op een oprechte en intelligente zoektocht naar religieuze identiteit.
Van der Graaff weeft een indrukwekkende hoeveelheid kennis over theologie door het verhaal, zonder dat hij nadrukkelijk ‘de intellectueel’ probeert uit te hangen. Hij is openhartig over het zoekende karakter van zijn roman. Bram zegt op een gegeven moment: ‘Het maakt uit of en aan wie je een verhaal vertelt. Zowel jouw leven als dat van de ander zal erdoor veranderen’. En even later: ‘Er wordt bijna nooit serieus over religie geschreven. Op een complexe manier. Ook niet in fictie trouwens.’ Bij deze.
Wormen en engelen lees je niet voor het superplot, maar wel om op een meer genuanceerde manier naar religie te kijken en nieuwe inzichten op te doen.