Grimmig literair zusje van Spit

Grimmig literair zusje van Spit

Het Parool, PS Boeken 3 februari 2018

Dieuwertje Mertens

Wat gebeurt er met een gezin als er een kind overlijdt? In haar debuutroman De avond is ongemak laat Marieke Lucas Rijneveld (1991) door de ogen van de tienjarige Jas zien hoe het gereformeerde boerengezin gezin waarin ze opgroeit ten gronde wordt gericht als haar oudere broer Mathies nooit meer thuiskomt.

 

Rijneveld, die zelf opgroeide op een boerderij in Noord-Brabant, debuteerde in 2015 met de dichtbundel Kalfsvlies. Ze gaat als Marieke en soms ook als Lucas door het leven. Ze won onder meer de C. Buddinghprijs 2016 voor het beste poëziedebuut. In haar roman presenteert ze zich als het literaire zusje van de Vlaamse dichter en schrijver Lize Spit die in 2016 debuteerde met de bestsellerroman Het Smelt en die de roman van Rijneveld aanprijst op de achterflap. Er zijn veel gelijkenissen tussen de twee romans. Wie weet zijn ze de vooraankondiging van een nieuwe lichting literaire coming of age streekromans (van een grimmiger slag dan de boerenliefdesromannetjes die het predicaat ‘streekroman’ krijgen). De auteurs hebben goed naar Jan Wolkers gekeken.

 

Beide romans zijn geschreven vanuit het perspectief van meisjes die opgroeien in een boerengezin onder beklemmende en uitzichtloze omstandigheden. Ze worstelen met hun ontluikende seksualiteit en gaan gebukt onder een hartverscheurende eenzaamheid waar zelfs het driemanschap waar de meisjes van Spit en Rijneveld deel van uitmaken geen einde aan kan maken. Het hoofdpersonage van Spit is bevriend met twee jongens, ze noemen zich ‘de drie Musketiers’, dat van Rijneveld is teruggeworpen op haar broer en zus; ‘de drie koningen’.

 

‘Ik was tien en deed mijn jas niet meer uit,’ luidt de openingszin van Jas, de protagonist van Rijneveld. Ze mag niet mee schaatsen, want Mathies gaat ‘naar de overkant’ en daar is Jas nog te klein voor. ’s Avonds staat de veearts voor de deur om te vertellen dat Mathies dood is; hij is door een wak gezakt. Vanaf dat moment is het leven voorbij voor het gezin. Vader en moeder zijn kapot van verdriet en Jas en haar broer Obbe en zus Hanna staan er alleen voor. Er ontstaat onder ‘de drie koningen’ een hardvochtig verlangen gered te worden door zanger Boudewijn de Groot, of anders de veearts, die aan ‘de overkant’ van het water woont.

 

De vertelling staat bol van de symbolische verhaallijntjes die het overkoepelende verhaal moeten bekrachtigen: Jas, geboren op dezelfde dag als Hitler (het kwaad huist in haar) denkt dat er Joden in de kelder schuilen voor wie moeder stiekem zorgt, zelf verschuilt ze zich in haar jas. Het lukt haar niet meer om te poepen (ze kan niet loslaten), de twee padden die ze op haar kamer verstopt, weigeren te paren (ze zijn net als vader en moeder niet meer in staat elkaar lief te hebben). En de dood waart letterlijk door de boerderij als alle koeien moeten worden afgemaakt in verband met MKZ.

 

Rijneveld zet haar kwaliteiten als dichter veelvuldig in. De roman bevat veel beeldende zinnetjes die blijven hangen, zoals: ‘Sommige woorden zijn nog te groot voor jouw kleine oortjes, die passen er nog niet door (..).’ Of als Jas vader nakijkt ‘(..) tot hij nog maar een klein zwart stipje op de dijk is, een vogel die uit zijn zwerm is gevallen.’

 

Het is een duistere en verstikkende roman, waar je zelfs als lezer af en toe uit weg wil vluchten. Je zal dat kind maar zijn, gevangen in een huis vol verdriet en in een lichaam dat verandert. Broer Obbe en de zusjes Hanna en Jas ondergaan de transformatie naar de puberteit gedrieën. Het uitvoeren van morbide (seksuele) experimenten op dieren en de aandrang om allerhande metalen voorwerpen in lichaamsopeningen te stoppen horen daar blijkbaar bij (op het rauwe platteland). Het hoofdpersonage van Spit wordt door haar vrienden verkracht met een gaatjesmaker. Met  de hulp van Jas verkracht Obbe haar vriendin Belle met een ‘pistolet’ (metalen inseminatiepistool, red.) waar ze stikstof in doen. Enfin, dat de kinderen ontsporen mag duidelijk zijn.

 

Dat Jas steeds meer in de war raakt, maakt Rijneveld inzichtelijk door de gebeurtenissen richting het plot minder scherp te presenteren alsof er een vlies tussen de verteller en de wereld is komen te liggen. Ze toont daarmee ook haar stilistische kwaliteiten als prozaschrijver; je kunt het met recht een verdienstelijk romandebuut noemen. Het is echter onduidelijk waarom Rijneveld zich in deze roman inhoudelijk zo spiegelt aan Spit; een grimmige knipoog van het ene plattelandsmeisje naar het andere?

 

Marieke Lucas Rijneveld; De avond is ongemak

De Arbeiderspers

272 blz.

19,99