Energiek debuut over een identiteit

Energiek debuut over een identiteit

Het Parool, Boeken, 17 maart 2018

Hier gebeurt wat

Dieuwertje Mertens

Er zijn auto’s met glimmende velgen, stof, vrouwen met billen als bumpers, de geur van chemische ontkroezer, mannen met zwetende bierflesjes in hun hand, dorstige aarde, apocalyptische regenbuien en toeristen: ‘altijd lachen naar toeristen/dat heet opvoeding’. In haar krachtige en onconventionele poëziedebuut Habitus laat Radna Fabias (1983) het eiland zien waar ze opgroeide en onderzoekt ze wat ‘thuis’ is.

Op 17-jarige leeftijd kwam Fabias van de Nederlandse Antillen naar Nederland om aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht te studeren. Het openingsgedicht ‘wat ik verstopte’ waarin ze ons haar eiland toont, bestaat uit links en rechts op de pagina gecentreerde tekst. Hierdoor lijkt er meerstemmigheid te ontstaan. Wat Fabias rechts op de pagina laat zien van het eiland, wordt links becommentarieert of aangevuld. De afwijkende pagina-indeling zet de lezer op scherp: hier gebeurt wat.

We volgen de verteller naar Nederland, waar haar onstuimige en soms nachtmerrieachtige zoektocht naar identiteit begint.  De ‘migrant’ wordt heen en weer geslingerd tussen culturen. Van haar grootmoeder erft ze ‘kapitaal’: ‘ik krijg/vijf trucs om gokkasten te laten betalen/een simpele manier om geld te maken/acht manieren om de man thuis te houden waaronder/vier brouwsels voor een strakkere kut.’ De ‘ik’ beziet het met ironie, de relatie met ‘de man’ is een moeizame. ‘Mannen kun je niet vertrouwen’ is een (over)grootmoederlijk advies dat ze krijgt.

Het lijkt of iemand de stop uit Fabias heeft getrokken, zoals je de stop uit een bad trekt: kolkend is ze leeggelopen. Ze spreekt in metaforen, dwangmatige herhalingen en ze maakt (feministische) statements in soms overdreven gearticuleerde zinnen, zoals: ‘de waarzegster vraagt mij wat mij bij haar brengt ik zeg/de winter heimwee fictieve uitzichtloosheid en het onvermogen om mijn culturele/ achtergrond uit mijn identiteit te amputeren.’

Toch wordt die identiteit niet alleen bepaald door haar afkomst en de migratie naar Nederland. Belangrijker is misschien wel dat ze vrouw is en ‘thuis’ misschien geen fysieke plek is, maar de mogelijkheid om zichzelf te zijn.

Aan het einde van de bundel constateert de verteller, die zichzelf ‘de ballotant’ noemt, cynisch dat ze zich aan de Nederlandse cultuur heeft aangepast. Ze gidst ons door Nederland, polderland aan de hand van een uitputtende, bezwerende opsomming. Haar  debuut doet de Nederlandse poëzie op haar grondvesten schudden.