Het gevoel verloren te zijn

Het Parool, PS Boeken, 27 januari 2018
Dieuwertje Mertens
Finse meisjes zeggen zelden gedag en als ze boos zijn sturen ze je een rotte zalm. Het is onmogelijk om nog aan Finse meisjes te denken, zonder aan Kira Wuck (1978) te denken.
Met De zee heeft honger, de opvolger van Finse meisjes (2012), overtreft Wuck haar debuut niet, maar bekrachtigt ze haar dichterschap wel.
In het openingsgedicht, waar de titel van de bundel aan is ontleend, zet ze met een krachtige uithaal de toon van De zee heeft honger: ‘Als je wilt weten waar mensen wachten/ dan moet je peuken zoeken/ op het strand liggen/ kleine dromen als opgevouwen briefjes (…) beneden zwemmen kinderen zonder honger/ het liefste willen we teruggaan naar het moment/ voordat alles begon te wankelen// toen wachten nog dromen betekende en/ de zee geen honger had’
De dromen op het strand, het wachten en de ‘kinderen zonder honger’ die ‘beneden zwemmen’ roepen associaties op met de verdronken vluchtelingen van het nieuws. Dat maakt Wuck echter nergens expliciet, wat juist heel sterk is, want het draait om het volgende: hier heerst het gevoel verloren te zijn.
Te expliciet is ze bijna nergens: ook als ze een situatie beschrijft – ‘oesters graven tot we zeehanden krijgen’ – blijft er datgene waar het werkelijk om draait ongezegd: ‘soms drukt je lichaam tegen het mijne/ tussen ons in, een ruwe wond die niet genezen wil/ ik pulk aan de randen’.
De titel verraadt al dat het geen opwekkende bundel is: als de zee honger heeft, neemt hij zonder genade: de gedichten die over de hele wereld zijn gesitueerd (Helsinki, India, Hanoi) ademen eenzaamheid, de vergeefsheid van de dingen en het gevoel afgesneden te zijn van alles: ‘Hier hoor ik alleen/ mijn eigen ademhaling/ (…) er zijn (…) gesprekken die ik voerde om/ maar iets te horen weerkaatsen.’ Terugkerend zijn metaforen van warmte en kou, zoals: ‘een lichaam is niet voldoende om het hier warm te houden’, ‘het zijn altijd anderen die kou mee naar binnen dragen’.
Wuck dicht zonder opsmuk, heeft een sterke beeldtaal en de gedichten werken vaak toe naar een hoofdgedachte in de laatste strofe of zin. Je herkent met gemak een gedicht van haar hand. Ze moet er echter voor waken dat het dichten geen invuloefening wordt: hoewel haar manier van kijken allerminst voorspelbaar is, kan de herhaling in opbouw toch een voorspelbaar karakter aan de gedichten geven.
Zover is het nog niet. Ook deze bundel is er een die onder je huid gaat zitten. Of zoals ze zelf dicht: ‘als een ziekte die zich langzaam verspreidt/ zit ik onder je leden/ en laat niet meer los.’
poëzie, Kira Wuck, De zee heeft honger, Podium, €17,50. 56 blz.