Het Parool, Boeken, 13 oktober 2018
Debuut: Jonge redacteur en beroemde schrijver
Dieuwertje Mertens
Als ghostwriter schreef ze ‘met een masker op’. Dat werkte bevrijdend, merkte Lisa Halliday toen ze een boek schreef over een onderwerp waarvan ze wist dat het tot roddels zou leiden.
Halverwege het gesprek zegt de Amerikaanse auteur Lisa Halliday (1977): “Iedereen weet intussen wel dat ik Philip Roth goed heb gekend, maar ik heb het verhaal grotendeels verzonnen.” Snel gaat ze verder met een uitleg over literaire verbeelding. Overbodig, want als het afgelopen jaar één boek is verschenen dat de kracht van fictie zo uitbundig vierde, dan was het wel haar veelgeprezen debuutroman Asymmetrie, waarvoor ze The Whiting Award 2018 voor fictie ontving.
Asymmetrie begint vanuit het perspectief van Alice, een jonge redacteur met schrijfambities. Zij krijgt een verhouding met de veel oudere en wereldberoemde auteur Ezra Blazer. Halliday had zelf in haar twintiger jaren een verhouding met Philip Roth, toen ze als redacteur werkte bij The Wylies Agency, een groot literair agentschap in New York. Tot zover de autobiografische suggestie. Het tweede verhaal gaat over Amar, een Irakees-Amerikaanse econoom, die onderweg naar zijn broer in Koerdistan een weekend wordt vastgehouden op Heathrow Airport in Londen. Het derde deel is een transcript van het BBC-radioprogramma The Desert Island Discs, waarin Ezra Blazer te gast is.
Het verbaast me dat u Philip Roth ter sprake brengt. Voor aanvang van dit interview kreeg ik de instructie geen vragen over hem te stellen. Waarom niet?
“Veel lezers hebben de neiging om zich op hem te richten. Het is verkeerd te veronderstellen dat ik Alice ben en hij Ezra. Ik wil mensen aanmoedigen het boek te lezen. Maar het is natuurlijk kunstmatig om het niet over Philip Roth te hebben. Hij was een dierbare vriend met wie ik veel belde en mailde. Ik mis hem verschrikkelijk.”
Waarom heeft het zo lang geduurd voordat u debuteerde?
“Toen ik bij The Wylies Agency werkte, ontstond de drang om te schrijven, maar ik was erg traag in het ontwikkelen van het benodigde zelfvertrouwen. Nadat een kort verhaal van me in The Paris Review werd geplaatst, voelde ik me aangemoedigd. In 2006 verliet ik het agentschap met het doel te gaan schrijven. Intussen moest ik als freelancer mijn geld bij elkaar verdienen. Dat deed ik als ghostwriter, proeflezer, ik heb zelfs huizen schoongemaakt. Toentertijd vond ik dat niet leuk, nu zie ik het als de beste schrijfcursus die ik had kunnen hebben. Als ghostwriter word je gedwongen om je primair bezig te houden met het verhaal. Je moet je ego naast je neerleggen. Het is alsof je schrijft met een masker op en dat werkt bevrijdend, zeker als je voornemens bent om te gaan schrijven over een onderwerp dat voor de nodige roddels zal zorgen. Toen ik over Alice en Ezra schreef, zei ik tegen mezelf: doe alsof je een ghostwriter bent.”
Veel debuten krijgen de kritiek navelstaarderig te zijn. Met het autobiografisch aandoende eerste deel zet u de lezer in eerste instantie op het verkeerde been. Hebt u daar veel plezier aan beleefd?
“Ik houd me erg bezig met de vraag: waarover zouden we moeten schrijven? Vandaag de dag is het onmogelijk om een boek te lezen en niets over de auteur te weten, omdat delen van zijn leven online terug zijn te vinden – zowel feiten als onwaarheden. Ik denk dat veel hedendaagse schrijvers daarom experimenteren met het verwijzen naar die wereld in en buiten het boek. Toen ik eenmaal de structuur van de roman had bedacht, stelde ik mezelf de vraag: waarover kan ik schrijven? Moet het over mezelf gaan of kan het ook geslaagd worden als ik vanuit het perspectief van een ander schrijf, die totaal anders is dan ik? Veel schrijvers hebben het gevoel dat ze grote onderwerpen moeten behandelen in hun romans. Voor mij is een roman die kleine gebeurtenissen combineert met grote onderwerpen – de wereldproblematiek – een boek dat verbeeldt hoe het is om te leven.”
U schreef vanuit de Irakees-Amerikaanse moslim Amar. Dat is een perspectief dat in het Amerikaanse debat over culturele toe-eigening op veel weerstand kan stuiten.
“Culturele toe-eigening is een moeilijk onderwerp, zeker als je een witte westerse man bent – ik ben dan tenminste nog een vrouw. Deze discussie laaide op toen ik bijna klaar was met mijn roman, dus ik was er niet bewust mee bezig tijdens het schrijven. Ik vind echter dat een schrijver vrij is om te schrijven wat hij wil. Als je vanuit een ander perspectief schrijft, moet je je voorzichtig, nederig en betrokken opstellen, maar dat moet je hoe dan ook, anders wordt het niets. Het is belangrijk ook vanuit andere perspectieven te schrijven. Hoe kan ik mij inleven in de ander als ik niet eens bereid ben om het te proberen? En hoe kun jij me vertellen dat ik het helemaal bij het verkeerde eind heb, als ik het niet probeer? Schrijven vanuit een ander perspectief zie ik als het begin van een dialoog.”
Literatuur lijkt tegenwoordig vooral ‘waargebeurd’ te moeten zijn. Hebt u een statement willen maken?
“Lezers gaan het boek lezen met de gedachte dat het autobiografisch is. Vervolgens lezen ze het tweede deel over Amar en hebben ze geen idee wat ze daarmee aan moeten. Ik hoop dat ze dan het eerste deel gaan heroverwegen: verbeelding bestaat. Misschien is het verhaal van Alice en Ezra niet precies wat er is gebeurd? Natuurlijk neem je dingen uit het leven als uitgangspunt, maar die verander je, je verdraait ze. Amar is geïnspireerd op een studievriend van me. Hij heeft familie in Irak en is een van de intelligentste, grappigste en gevoeligste mensen die ik ken. Ik maakte aantekeningen van de gesprekken die ik met hem voerde over religie en zijn bezoeken aan Irak. Daarna vroeg ik hem of ik ze mocht gebruiken. Dat wilde hij absoluut niet hebben.” Lacht.
Wat voor research heeft u gedaan om van hem een geloofwaardig karakter te maken?
“Ik heb documentaires bekeken, boeken en artikelen gelezen, kaarten bestudeerd, met vrienden gesproken. Ik heb iedere bron binnen mijn bereik gebruikt, want ik ben er om voor de hand liggende redenen nooit geweest.”
“Ezra schrijft over de Holocaust. Alice is nieuwsgierig en leest de boeken die Ezra haar aanraadt. Ze denkt: als je een serieuze schrijver wilt zijn, dan moet je over serieuze onderwerpen schrijven. De generatie van Alice groeit op met de Irakoorlog. Haar geweten vertelt haar dat ze daarover zou moeten schrijven. Zelf heb ik kunstgeschiedenis gestudeerd, ik beschouw mezelf niet als erg belezen. Ik denk echter dat dit me vrijheid heeft gegeven. Ik ken de canon niet, ik hoef me niet te verhouden tot de literatuurgeschiedenis. Ik zag de structuur van het boek voor me als een vorm, een drieluik. En dat heb ik ingekleurd.”