Feminisme: Weinig eigentijdse voorbeelden in nieuwe leeslijst

Feminisme: Weinig eigentijdse voorbeelden in nieuwe leeslijst

Het Parool, Boeken, zaterdag 23 maart 2019

Romans die je als moderne feminist gelezen móet hebben

Door Dieuwertje Mertens

‘Hoe te leven? Hoe te worden wie je bent? Simone de Beauvoir ging ons voor, in ieder geval mij,’ schrijft criticus en schrijver Marja Pruis. Een nieuwe generatie feministen lijkt het aan dergelijke voorbeelden te ontbreken. In samenspraak met ‘een keurkorps’ stelde ze De nieuwe feministische leeslijst samen; een bundeling essays over romans die je als moderne feminist gelezen móet hebben – en dat zijn voornamelijk boeken van feministen van de tweede golf.

Pruis, zelf feminist van de tweede golf, is van een generatie waarin feminisme een intellectuele en/of theoretische basis genoot. Een van haar huisgenoten zwoer bijvoorbeeld bij Susan Sontag, een studiegenote liet zich inspireren door Virginia Woolf en in haar eigen studentenkamer hing een poster van De Beauvoir met een oneliner uit De tweede sekse: ‘Je wordt niet als vrouw geboren, maar gemaakt.’

Beyoncé

De feministische iconen van haar generatie verschillen nogal van de iconen van nu. Denk aan actrices Emma Watson en Angelina Jolie of zangeres Beyoncé. Laatstgenoemde spreekt zich in haar songteksten uit tegen seksisme en racisme; haar feminisme vindt gretig aftrek onder (tiener)meisjes en jongens over de hele wereld. Ze is feminist lite, volgens critici. Oftewel: Beyoncé promoot het soort feminisme waarbij men makkelijk (zonder intellectuele inspanning) aansluiting vindt. Pruis schrijft: ‘(..) feminisme is óók lite geworden, en schaamt zich daar niet voor. En waarom zou het ook?’

Toch streeft Pruis – getuige De nieuwe feministische leeslijst – een meer intellectueel geworteld feminisme na. Haar leeslijst stelde ze samen met hulp van critici en schrijvers, zoals Roos van Rijswijk, Mounir Samuel en Clarice Gargard. Deze actuele canon moet inzicht geven in wat het tegenwoordig betekent om feminist te zijn en dat blijkt nog niet zo makkelijk: ‘Het huidige feministisch elan maakt hongerig naar oude en nieuwe helden, inspirerende en krachtige voorbeelden. Het lijkt soms wel of er vroeger meer werd getheoretiseerd, en nu meer wordt gepraktiseerd. Ook is het alsof hedendaags feminisme veel meer persoonlijk is, verbonden aan ieders eigen identiteit, terwijl voorheen het eigen levensverhaal ondergeschikt was aan het collectief,’ schrijft Pruis.

#MeToo

Kortom: zoveel verschillende feministen, zoveel verschillende politieke agenda’s. Toch is het tegelijkertijd zo dat, ondanks de individuele invulling, juist bij het feminisme van nu de saamhorigheid veel meer centraal staat. Dat zie je aan #MeToo, een beweging waarin het bij uitstek draait om het collectief: we nemen het sámen op tegen seksueel geweld jegens vrouwen. De kritiek op #MeToo is afkomstig uit de liberale hoek (veelal feministen van de tweede golf): het slachtofferschap wordt gehekeld en men wijst op de eigen verantwoordelijkheid.

Ongevaarlijk

Pruis spreekt zich in het voorwoord niet negatief uit over #MeToo, maar lijkt ook niet zo onder de indruk van wat het feminisme van nu te bieden heeft. Ze bespreekt bijvoorbeeld het ‘instap-feminisme’ van Chimamanda Ngozi Adichie. De schrijver roept zich in haar manifest We zouden allemaal feminist moeten zijn uit tot ‘Gelukkige Afrikaanse Feministe Die Mannen Niet Haat En Die Graag Lipgloss Opdoet En Hoge Hakken Draagt Voor Zichzelf En Niet Voor Mannen’. Ze biedt volgens Pruis ‘een mengeling van activisme en humanisme die het aantrekkelijk, maar in zekere zin ook ongevaarlijk maakt’.

Hoewel de titel anders suggereert wordt in De nieuwe feministische leeslijst weinig recente feministische literatuur besproken. Er wordt vooral teruggegrepen naar ‘klassiekers’ van de tweede golf: Nancy Friday, Toni Morrison, Clarice Lispector, Luce Irigaray.

De keuze voor minder eigentijdse voorbeelden is een veilige. De besproken romans zijn in de kritiek en literatuurgeschiedenis al geoormerkt als ‘feministisch’. Alleen Xandra Schutte staat uitvoerig stil bij derdegeneratiefeminist Maggie Nelson, die in De Argonauten (2015) schrijft over haar relatie met een transgender en haar onconventionele gezin. Een uitzondering.

Waar zijn andere eigentijdse feministen als Zadie Smith, Ariel Levy en Roxane Gay? Laatstgenoemde en zelfverklaarde Bad Feminist en activist in de #MeToo-beweging, illustreert precies het soort feminisme waarbij het eigen levensverhaal centraal staat. Ze heeft een enorme achterban en leent zich alleen al om die reden voor een kritische analyse en beschouwing.

“Wat is een feministische roman?” werd Niña Weijers gevraagd tijdens een panelgesprek. ‘Een sterk vrouwelijk hoofdpersonage, is dat feministisch? Nee, (..) dat is een uitgehold cultureel cliché’ vindt ze. Veel jonge vrouwelijke auteurs, zoals bijvoorbeeld Simone van Saarloos (die geen bijdrage leverde) en Niña Weijers noemen zich wel feminist, maar lijken te willen voorkomen dat hun romans worden geassocieerd met een dogmatische boodschap. Door de kritiek word je dan al snel afgerekend op het gebrekkige literaire gehalte.

“Zouden jullie dan je eigen romans feministisch willen noemen?” vroeg de interviewer aan de deelnemers van het panelgesprek. ‘(..). Nee, dat wilden we niet. Te ideologisch, te beperkend. Een antwoord dat de vraag op een bepaalde manier weer ophief, want als wij onze eigen romans niet feministisch wilden noemen, wie waren wij dan om andere romans wél als zodanig te bestempelen?’

The Bell Jar

Weijers’ essay gaat over De huilende libertijn (1970) van Andreas Burnier, die zelf in een interview ontkende daarmee een feministische roman te hebben geschreven. Weijers bespreekt de roman wel als zodanig omdat deze ‘de feministische strijd’ als onderwerp heeft. Daarmee beantwoordt ze haar eigen vraag en eist ze als criticus haar rol op: het is aan haar om te analyseren, te duiden en, wat de auteur zelf zegt is tot op zekere hoogte van secundair belang. Wat ze er ook mee zegt is dat een roman met een feministisch onderwerp een feministische roman is.

Joost de Vries, die The Bell Jar (1963) van Sylvia Plath bespreekt, vraagt zich af wanneer je nu overtuigend kunt spreken van een feministische klassieker: ‘Je zou zeggen: als het boek een maatschappelijke inslag heeft, laat zien hoe vrouwen zijn, hoe ze worden onderdrukt, hoe ongelijkheid in stand wordt gehouden of juist doorbroken kan worden. Als het boek bewustzijn creëert, vrouwen steunt in hun strijd, het patriarchaat aanvalt?’

Over The Bell Jar schrijft hij echter: ‘In dit geval moet je toegeven dat het simpelweg ook een feministische klassieker is omdat het is geschreven door Sylvia Plath, de patroonheilige van door het huwelijk onderdrukte vrouwen.’

De vragen en kanttekeningen die de essayisten bij de gecanoniseerde klassiekers stellen, zijn illustratief voor het feminisme van nu waaraan een veel persoonlijker invulling wordt gegeven. Of zoals Pruis concludeert: ‘Je kunt een leven lang over feminisme nadenken, feminist zí­jn, maar toch telkens opnieuw uitgedaagd worden om te bedenken wat het is.’

DE MOEDER DE VROUW

Het boekenweekthema van de CPNB in jarenvijftigvocabulaire (De moeder de vrouw) en het Boekenweekgeschenk, geschreven door Jan Siebelink (langs de intersectionele meetlat: een bevoorrechte witte man op leeftijd) waren koren op de molen van moderne feministen.
Drie boeken over het moederschap van Pruis’ feministische leeslijst:

Franca Treur over Elisabeth Badinter,

*De mythe van Moederliefde (1980): ‘Moederliefde is (dus) een gevoel als alle andere. Afhankelijk van omstandigheden is er meer of minder van.’

Marian Donner citeert Nancy Chodorow,

*Waarom vrouwen moederen (1978): ‘Kinderen willen één blijven met hun moeder; ze verwachten dat zij nooit behoeften zal hebben die buiten hen omgaan.’

Xandra Schutte citeert Gemaine Greer,

*The Female Eunuch (1970): ‘Kinderen opvoeden is geen echte bezigheid, omdat kinderen toch wel opgroeien, of ze nu opgevoed worden of niet.’